
De goden van de Olympos
De goden van de Olympus
De Olympische goden werden door de Grieken het meest in ere gehouden. Ze wonen op de Olympus, de hoogste berg van Griekenland (2917 m), in het noorden van Thessalië. De Griekse dichter Homerus noemde de berg Olympus het 'Huis van de goden'. In veel van de mythologische verhalen speelt de berg een belangrijke rol. Net als Titanen bestaat het Olympisch Pantheon uit twaalf goden: Zeus, Hera, Poseidon, Demeter, Hermes, Athena, Ares, Aphrodite, Apollo, Artemis, Hephaistos en Dionysus.
Athena
Athena werd in volle wapenuitrusting geboren uit het hoofd van Zeus. Ze was dan ook de godin van de wijsheid. De wijze uil was één van haar symbolen. Heersers beschouwden haar als een een rustige en betrouwbare raadgeefster. Maar ze ontstak net zo goed in onredelijke woede. Toen ze als beschermster van de anbachtslui tot een weefwedstrijd werd uitgedaagd, werd ze zo jaloers dat ze haar rivale in een spin veranderde.


Aphrodite
Aphrodite was de mooiste van de godinnen. De andere waren stikjaloers op haar. Met haar onweerstaanbare schoonheid en haar verleidingstrucs won ze elke man voor zich. De Griekse vrouwen rekenden op haar steun in de liefde. Geregeld stuurde Aphrodite haar zoon Eros op pad. Goden en mensen die in het hart getroffen werden door pijlen van zijn gouden boog, werden hopeloos verliefd.

Poseidon
De broer van oppergod Zeus heerste als zeegod over alle wateren op aarde. In zijn strijdwagen, getrokken door paarden, raasde hij over het zeeoppervlak. De Grieken noemden hem 'de aardschudder', want als hij boos werd, zweepte hij met zijn gouden drietand het water op, spleet rotsen en deed de aarde beven. Poseidon was de schrik van de zeelui. Vóór elke afvaart brachten ze hem offers om hem goedgezind te houden.

Apollo
Apollo was de mooiste van de goden, een sierlijke dichter en muzikant. De Grieken verbonden hem met licht en schoonheid. Ze eerden hem met muziek en dans. De Grieken geloofden ook dat Apollo alles zag: heden, verleden en toekomst. Ze vroegen hem graag om raad. Maar Apollo had ook wrede trekjes: met zijn pijl en boog bracht hij ziektes onder de mensen.

Ares
Ares was een zoon van de oppergod Zeus en zijn vrouw Hera. Hij was de oorlogsgod, moordzuchtig en agressief, altijd op zoek wapengekletter. Maar omdat hij net als de andere goden onsterfelijk was, kwam hij toch altijd ongedeerd van het slagveld terug. Ares was niet geliefd op de Olympos. Alleen Aphrodite zag hem wel zitten. De twee werden minnaars, maar werden door de andere goden betrapt en bespot.

Zeus
Zeus was de oppergod, de leider van de goden en heerser over hemel en aarde. Alle krachten van de hemel, van regen tot sneeuw, hagel en onweer, werden door hem beheerst. Zijn bliksemschichten vernietigden elke tegenstander. Ernstige misdaden werden zwaar door hem bestraft. Zelf was hij een onverbeterlijke vrouwenversierder. Zijn jaloerse vrouw Hera hield hem streng in de gaten.
De goden zijn onsterfelijk en blijven eeuwig jong, al zien sommige goden er jonger uit dan andere. Hun afmetingen variëren: soms worden zij voorgesteld als reuzen, maar in andere gevallen begeven ze zich vrijelijk onder stervelingen zonder op te vallen. Zij kunnen gemakkelijk van gedaante veranderen, dus is het mogelijk dat hun voorkomen een bewuste keuze is. De goden danken hun onsterfelijkheid aan het nuttigen van nectar en ambrozijn, de goddelijke drank en spijs. Als de goden een sterveling uitverkiezen om op de Olympos te komen wonen, dan krijgt hij dit goddelijk voedsel voorgeschoteld, zoals gebeurt met Herakles. Het nuttigen van nectar en ambrozijn brengt lichamelijke veranderingen teweeg, zoals Homeros ook duidelijk maakt: als de godin Aphrodite in de Ilias wordt verwond stroomt er geen bloed uit haar wond, maar een soort honingachtige vloeistof, die in het Grieks ichor wordt genoemd.
De oude Grieken zagen de goden als onsterfelijke versies van mensen, die bovendien bovennatuurlijke krachten bezaten. In alle opzichten zijn de goden 'uitvergrote' tegenhangers van mensen. Hun gevoelens en passies waren sterker dan die van stervelingen. Een woedende god heeft de kracht om de aarde te splijten. Dit beeld van de Griekse goden werd gecodifeerd in de gedichten van Homeros en Hesiodos.

De stamboom van enkele Griekse goden.
Een gedichtje.
Tussende zesde eeuw voor en de zesde eeuw na Chr. verscheen een uitgebreide bloemlezing uit de Griekse poëzie, met name epigrammen (puntdichten), getiteld Anthologia Palatina. Daarin staat dit vrij directe gedichtje:
"Theodorus, je mond en je reet verspreiden dezelfde lucht. Een moeilijke taak voor artsen om daar het verschil in te zien.Ze zouden er merktekens op aan moeten brengen, want toen je sprak dacht ik dat je een scheet liet".
Wil je terug naar de vorige pagina van de website of ben je te nieuwsgierig en wil je de sagen en mythen ontdekken? Klik dan op de volgende pagina.